Bijgeloof bestaat al eeuwen lang. Het is wel zo dat het geloof erin steeds minder wordt. Toch zijn er hele volksstammen die blijven geloven. Waar ligt dat nu precies aan… In de media zijn er verhalen bekend over lottowinnaars die -voordat ze de lotto wonnen- een presentje van een overvliegende duif op hun pas gewassen haar kregen. De beste manier om ermee om te gaan is door te geloven dat zoiets als verse duivenpoep geluk brengt en als je daarna dan ook nog behoorlijk wat geld wint dan verbind je die toevalligheden aan elkaar. Zo zijn er mensen die steevast niet onder een ladder door willen lopen omdat dat ongeluk zou brengen, maar ik vraag me af of de schilder die met een klus bezig is, dan ook niet onder die ladder doorloopt. Hij zal hem toch een keer moeten weghalen. En ik weet toevallig dat schilders echt niet ongelukkig zijn. Nu ligt dat natuurlijk ook aan de schilder zelf. Trouwens, vrouwen die onder een ladder doorlopen trouwen niet binnen het jaar. Voor getrouwde vrouwen is er dan geen risico en toch is er ook bijgeloof onder die groep. Bijgeloof heeft vooral betrekking op symbolen en voorwerpen, al zijn er mensen die zwarte katten vermijden, maar dat is een gemiste kans op een stukje dierenliefde. Iedereen kent de betekenis van een hoefijzer en een klavertje vier dat geluk zou brengen. Als dat zo is dan zouden de boeren en veehouders zeer gelukkige mensen zijn. Als je met zout knoeit dan brengt dat weer ongeluk zegt men. Ik word er zelf wel gelukkig van als men zout strooit op de weg als het vriest, maar dat terzijde. Mocht je met zout knoeien, dan schijn je zout over je linkerschouder te moeten gooien om zout in de ogen te strooien van kwade geesten. Maar dat is dan toch ook knoeien met zout… een bijgeloof is niet uit te leggen, het is een gevoel. En toch stroomt dat bijgeloof dan vaak weer door in vaste gewoontes zoals bij restaurants. Zout schijnt als eerste op tafel gezet te moeten worden en als laatste weer afgeruimd. Om alles te voorkomen en uit gemakzucht laten de meeste restaurants de zoutvaatjes maar op tafel staan. De lindeboom brengt weer geluk. Ook geldt de lindeboom als beschermer voor huizen en kerken, ook al komt er regelmatig troep van de boom af waar luizen een plakkerige substantie op achterlaten, zodat je dat onder je schoenen krijgt. Je moet het maar voor lief nemen, als je bijgelovig bent. Ik heb een lindeboom voor het huis staan. Ook al moet ik regelmatig de onderkant van m’n schoenen reinigen, mijn huis is beschermd. Natuurlijk is er ook een datum waarop mensen het liefst zo min mogelijk willen doen en al helemaal geen activiteiten die risico’s met zich meebrengen. Vrijdag de dertiende is zo’n dag. Er zijn mensen die niet op die datum willen vliegen. Ook zijn er hotels die geen dertiende verdieping hebben en veel ziekenhuizen hebben geen operatiekamer dertien. Dit bijgeloof is inmiddels zo verankerd dat dertien een ongeluksgetal is geworden en dat terwijl het gewoon een getal is. Net als zeventien. Of je het bijgeloof nu allemaal serieus neemt of met een korreltje zout, feit is wel dat duivenpoep geen geluk brengt. Je moet het immers weer schoonmaken en dat kost tijd, ook al omdat duivenpoep erg veel bacteriën, virussen, parasieten en schimmels bevat, en ook zuren, die beton, voegwerk, steen etc. aan kunnen tasten. De opgedroogde uitwerpselen kunnen allergieën veroorzaken en de zgn. duivenmelkerslong (allergische reactie van de longen dat kan ontaarden in longfibrose). Een ongelukje zit in een klein hoekje en het geluk zit in een emmertje sop. ?